De provincie streeft naar natuurgebieden die soortenrijk zijn, vooral aan soorten die kenmerkend zijn voor het type natuur. Daarom wil de provincie de verdroging, vermesting en verzuring van de natuur zoveel mogelijk voorkomen en terugdringen. Een soortenrijke en karakteristieke natuur is van belang voor de biodiversiteit, voor instandhouding van waardevolle landschappen en uiteindelijk ook voor het geluk en de gezondheid van mensen. De bescherming van de natuur is vastgelegd in nationale en Europese wetgeving.
De betekenis van de vochttoestand
Met de vochttoestand van natuurbodems wordt een complex van factoren bedoeld. Het gaat niet alleen om de hoeveelheid vocht in de wortelzone van planten, maar ook om de invloed van vocht op de afbraak van organische stof (waarbij voedingsstoffen vrijkomen) en op de zuurgraad. Ook de invloed van naar het natuurgebied stromende grondwater speelt een rol bij de beoordeling van de vochttoestand. Veel soortenrijke en bedreigde vegetaties, zoals blauwgraslanden en broekbossen, zijn afhankelijk van dit kwelwater.
De bodems in Noord-Brabant zijn tegenwoordig veel droger dan vroeger (referentiejaar 1950). Belangrijke oorzaken zijn de verbeterde ontwatering van landbouwgronden, de toename van de winning van grondwater voor de drinkwatervoorziening en doordat boeren, vooral na de droge zomer van 1976, massaal overgingen op de beregening van hun gewassen met grondwater. Het onbedoelde gevolg was dat ook de grondwaterstand in natuurgebieden daalde en de toevoer van grondwater afnam. Daardoor verslechterde ook de vochttoestand in de bodem en ging de voor de natuur kenmerkende vegetatie sterk achteruit.
Wat vertelt de kaart?
Het kaartbeeld geeft aan hoe het nu met de vochttoestand van bodems in natuurgebieden is gesteld. Hoe hoger de vitaliteit op de kaart, des te meer de vochttoestand voor de natuur op orde is. De kaart toont alleen gebieden met natuur die afhankelijk is van een hoge grondwaterstand. In die gebieden is het met de vochttoestand overwegend matig tot slecht gesteld. Dit komt omdat in de sommige gebieden nog niet of nauwelijks herstelmaatregelen zijn uitgevoerd en door het vertraagd reageren van de vegetatie op hydrologische herstelmaatregelen. In gebieden waar al wel maatregelen zijn uitgevoerd, wordt
het herstel bemoeilijkt omdat:
Er zijn ook gebieden waar wel (alle) maatregelen zijn uitgevoerd, maar waar dit nog niet tot hydrologisch herstel heeft kunnen leiden. Bijvoorbeeld omdat aan inliggende agrarische percelen ontwateringsvereisten zijn verbonden en de functieverandering in het Natuurnetwerk Brabant nog niet is gerealiseerd.
Mogelijke maatregelen
Maatregelen tegen verdroging zijn het vergroten van natuurgebieden, het aanleggen van hydrologische bufferzones, en het verminderen of verplaatsen van grondwateronttrekkingen. Ook het reduceren van de verdamping kan een maatregel zijn, bijvoorbeeld door naaldbos te vervangen door heide, of door beregening van landbouwgewassen in te perken.
De betekenis van het bufferend vermogen
Het bufferend vermogen geeft aan in hoeverre de natuurbodem in staat is de atmosferische belasting met vermestende en verzurende stoffen op te vangen. De meeste plantensoorten kunnen slecht tegen een zure bodem: hun wortels raken daardoor aangetast zodat ze het loodje leggen. Doordat depositie in alle natuurgebieden de bodems voedselrijk maakt, verdwijnen overal kenmerkende soorten. De soorten van armere bodems worden weggeconcurreerd door snellere groeiers zoals grassen, brandnetel en braam. Bodems zijn in zekere mate in staat meststoffen en verzurende stoffen vanuit de atmosfeer op te vangen en onschadelijk te maken. Zandgronden kunnen dat veel minder goed dan kleibodems.
Noord-Brabant wordt al decennialang belast met atmosferische depositie van vooral zwaveldioxide, ammoniak en stikstofoxiden. Deze gassen reageren met elkaar en worden omgezet in zuren, die kunnen leiden tot verzuring van de bodem. De ammoniakuitstoot uit de intensieve veehouderij is de belangrijkste bron van zowel vermesting als verzuring.
Wat vertelt de kaart?
De waardering van de vitaliteit op basis van bufferend vermogen is gebaseerd op de bodemkaart, de diepte van de grondwaterstand en de aanwezigheid van zuur-bufferend grondwater (kwel). Verder hangt de waardering af van het beoogde natuurdoel, want sommige vegetaties kunnen meer atmosferische vemesting verdragen dan andere. Hoe hoger de vitaliteit op de kaart, des te beter de bodem nog in staat is de atmosferische bemesting en verzuring te neutraliseren.
De kaart laat zien dat het matig tot slecht gesteld is met het bufferend vermogen van de bodem in vrijwel het gehele natuurnetwerk. Dat is niet verwonderlijk, omdat de provincie vooral bestaat uit zandbodems die van nature zeer arm zijn aan mineralen. Uitzonderingen zijn natuurgebieden met kleibodems en enkele natte gebieden met een minder kritisch natuurdoel (vaak nieuw aangelegd). De atmosferische belasting met stikstof is vrijwel overal in de provincie hoger dan de kritische depositiewaarde (KDW).
Mogelijke maatregelen
Atmosferische belasting met stikstof kan gedeeltelijk worden gecompenseerd met vernattingsmaatregelen. De laatste jaren gebeurt dat vooral door middel van natuurherstelmaatregelen in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). In droge gebieden (grondwaterstand dieper dan ca. twee meter beneden maaiveld) zijn andere maatregelen nodig. Terreinbeheerders hebben daar geprobeerd de gevolgen van de verzuring en vermesting te bestrijden met het plaggen van de bodem. De laatste tijd wordt volop geëxperimenteerd met het uitstrooien van steenmeel. Een meer structurele oplossing is het terugdringen van de atmosferische belasting.
De betekenis van het regulerend vermogen van infiltratiebodems
Het regulerend vermogen van infiltratiebodems geeft aan hoe goed de bodem in staat is schoon grondwater te leveren aan kwelafhankelijke natuur. Natuurgebieden die worden gevoed met schoon en zoet kwelwater behoren tot de meest soortenrijke van Nederland. Kwelwater is grondwater dat elders in de bodem is geïnfiltreerd, door de ondergrond heeft gestroomd, en vervolgens weer aan de oppervlakte komt. Veel zeldzame en bedreigde soorten (rode-lijst-soorten) en ecosystemen zijn van dit kwelwater afhankelijk.
De bodem speelt een belangrijke rol in het zuiveren van stoffen die via het regenwater en directe toediening op de grond belanden. De meststoffen die niet door het gewas worden opgenomen, kunnen niet alleen het grondwater maar ook het zuurbufferend vermogen van het grondwater aantasten.
De belasting van het grondwater met stikstof en sulfaat en de uitloging van de ondergrond vormen een ernstige bedreiging voor kwelafhankelijke natuur. Doordat grondwater zeer langzaam stroomt, is deze bedreiging een sluipend proces en kan de erfenis van de historische vervuiling nog lang doorklinken.
Wat vertelt de kaart
De kaart geeft de infiltratiegebieden (intrekgebieden) van de kwelafhankelijke natuur aan en de mate waarin de bodems binnen deze gebieden in staat zijn schoon grondwater te leveren aan deze natuur. De infiltratiebodems liggen deels in natuurgebieden zelf en deels in het omliggende agrarische gebied.
De kaart is gebaseerd op kennis over de ligging van kwelafhankelijke natuurdoelen, berekeningen van grondwaterstroombanen met een hydrologisch model en op gegevens over het landgebruik. Het hydrologisch model is nog in ontwikkeling. De begrenzingen van de intrekgebieden dienen als indicatief te worden beschouwd.
Hoewel de kaart indicatief is, toont deze (waarheidsgetrouw) aan dat de kwelafhankelijke natuur afhankelijk is van bodems die bovenstrooms liggen en dat het met regulerend vermogen van die bodems overwegend matig tot slecht is gesteld. Alleen infiltratiebodems met een natuurbestemming en een korte vegetatie (heide, grasland, stuifzand) zijn in staat schoon en voldoende grondwater te leveren.