Brabant Inzicht Logo
/ Natuur / Het Natuur Netwerk Brabant

Natuur Netwerk Brabant

Het Natuur Netwerk Brabant bestaat uit alle bestaande natuurgebieden in Brabant, plus de ecologische verbindingszones tussen deze gebieden. In het Natuur Netwerk Brabant komt een grote verscheidenheid aan natuurtypen voor. Voor de duidelijkheid is natuur onderverdeeld in vier onderdelen: bossen, heiden, graslanden en moerassen.

Voor alle onderdelen wordt in dit verhaal laten zien waar gemeten wordt en wat de trends zijn van de verschillende soorten.

Klik hier voor meer informatie over ecologische verbindingszones.

Zomertortel
Zomertortel

De index voor de gehele natuur in Brabant verandert niet veel vanaf 1995. Dit wil niet zeggen dat er niets verandert binnen het Natuur Netwerk Brabant. Doordat deze index een gemiddelde is, kunnen positieve ontwikkelingen van het ene type natuur teniet gedaan worden door de negatieve ontwikkelingen van het andere type. Daarom gaan we dieper in op de ontwikkeling van de diverse typen natuur binnen het Natuur Netwerk Brabant: de bossen, de heide, de graslanden en de moerassen. Voor verdere uitleg over de gebruikte index, zie het onderdeel Meten van natuurkwaliteit en biodiversiteit binnen het verhaal Natuur in Brabant.

Staartmees
Staartmees

De bossen

We berekenen de kwaliteit van de bossen met gegevens over planten, broedvogels en dagvlinders. Een overzicht van de meetpunten voor vaatplanten en broedvogels staat in het eerste tabblad. De index van bos is het gemiddelde van de index van de broedvogels, dagvlinders en de planten. Sinds de start van de provinciale meetnetten zien we dat de biodiversiteit in bossen afneemt. Voor de laatste ronde is de data voor de dagvlinders nog niet binnen. Hierdoor lijkt de gemiddelde trend positiever dan die waarschijnlijk is.

Vooral de dagvlinders nemen sterk af sinds 1990. Dagvlinders hebben zonnige open plekken met veel bloeiende kruiden in het bos nodig, en die zijn in de Brabantse bossen niet veel meer aanwezig. Dit komt onder andere door de hoge stikstofdepositie waardoor de bossen dichtgroeien met bramen en varens.

Opvallend is ook dat sinds de laatste meting een sterke daling is ingezet bij de planten. Dit komt mogelijk vanwege de hoge waterstanden gedurende het voorjaar van 2024 waardoor veel planten onder water stonden. In de volgende ronde gaat duidelijk worden of de planten weer gezien kunnen worden.

Vanaf het derde tabblad kunt u kijken naar de trends voor broedvogels, planten en dagvlinders. Hierbij kunt u zien welke soorten sterk zijn toegenomen (++), zijn toegenomen (+), stabiel zijn gebleven (0), zijn afgenomen (-), sterk zijn afgenomen (–) of waarvan de trend onduidelijk is (?). Deze aanduiding voor een trend, is ook voor de andere natuurtypes gebruikt.

Over het algemeen hebben bepaalde soorten geprofiteerd van de omvorming van naaldbos naar loofbos, die de afgelopen periode heeft plaatsgevonden. Voorbeelden hiervan zijn de bonte vliegenvanger en de appelvink. De zwarte mees heeft juist weer last van het verdwijnen van naaldbos.

Daarnaast hebben verschillende plantensoorten last van de verruiging door bramen. Groot springzaad, de grote keverorchis en drienerfmuur gaan bijvoorbeeld achteruit door de explosieve groei van de bramen. Hulst profiteert juist weer van de extra stikstof in de bossen.

Een opvallende verliezer is de kauw. Een soort, die iedereen regelmatig ziet. Waarschijnlijk is voor de kauw steeds minder voedsel beschikbaar in het agrarische gebied, waardoor hij sterk achteruitgaat.

Vos met prooi
Vos met prooi

De heide

We berekenen de kwaliteit van de heide met gegevens voor vaatplanten, broedvogels, dagvlinders en reptielen. Alle vier de soortgroepen vinden in de heide belangrijk leefgebied. Een overzicht van de meetpunten voor de broedvogels en de vaatplanten staat in het eerste tabblad.

Heide
Heide

De index voor heideterreinen in Noord-Brabant laat sinds de start van de provinciale meetnetten een afname van de kwaliteit zien. De index voor heide is het gemiddelde van de index voor broedvogels, dagvlinders, reptielen en planten. De heide gaat sterk achteruit, maar de vaatplanten gaan nog ongeveer even goed als bij de start van de meting. Van de broedvogels is nog ongeveer 47% over, terwijl voor de reptielen en dagvlinders nog minder over is. De sterke afname is te wijten aan de vergrassing en verzuring van de heide door de langdurige hoge stikstofdepositie.

Voor de laatste ronde is de data voor de dagvlinders nog niet binnen. Hierdoor lijkt de gemiddelde trend positiever dan die waarschijnlijk is.

Moeraswolfsklauw en kleine zonnedauw
Moeraswolfsklauw en kleine zonnedauw

Vanaf het derde tabblad worden de indexen per individuele soort weergegeven. Hierbij kunt u selecteren op trend.

Opvallend bij de heide is dat relatief weinig soorten sterk toe (++)- of afnemen (–). Het ontbreken van een sterke toename komt door een lage kwaliteit van de heide en het ook steeds lager worden van de kwaliteit. Echter, het ontbreken van een sterke afname komt doordat de kwaliteit van heideterreinen bij de start van de metingen al slecht was.

Uitschieters komen nog voor bij de vogels. De geoorde fuut is zo goed als verdwenen van de heide vanwege de verdroging. Van de graspieper is nog ongeveer 10% over. Deze soort heeft last van de verruiging op de heide.

Klokjesgentiaan en dophei
Klokjesgentiaan en dophei

De graslanden

Grasland
Grasland

De kwaliteit van de graslanden wordt bepaald aan de hand van broedvogels, vaatplanten en dagvlinders. Een overzicht van de meetpunten voor de broedvogels en de vaatplanten is te zien op het eerste tabblad.

Veel mensen zien graslanden niet als ‘puur natuur’, omdat ze beheer (maaien of begrazen) nodig hebben om ze in stand te houden. In Midden-Europese natuurgebieden met een niet-landbouwkundig gebruik komen graslanden maar weinig voor. Dit geldt overigens ook voor heide. Maar door eeuwenlang gebruik voor de landbouw zijn in graslanden zeer soortenrijke vegetaties met bijbehorende fauna ontstaan. Door de intensivering van de landbouw is deze soortenrijkdom in enkele decennia sterk verarmd. Dit was een belangrijke reden om bij de begrenzing van het Natuur Netwerk Brabant ook een behoorlijke taakstelling op te nemen aan te realiseren half-natuurlijke graslanden op voormalige landbouwgronden. Deze graslanden noemen we hier natuurlijke graslanden.

De kwaliteit van natuurlijke graslanden is sinds 1995 per saldo afgenomen. De index van vaatplanten heeft zich de afgelopen jaren wel positief ontwikkeld, maar in de laatste ronde zijn ook de vaatplanten achteruit gegaan. Voor de laatste ronde is de data voor de dagvlinders nog niet binnen. Hierdoor lijkt de gemiddelde trend positiever dan die waarschijnlijk is.

Vanaf het derde tabblad staan de indexen per individuele soorten weergegeven. Hierbij kunt u selecteren op trend en op soort.

Over het algemeen gaat het beter met soorten, die houden van vochtige graslanden. Aan de andere kant gaan soorten achteruit door de verruiging van graslanden. Een belangrijke profiteur van de verruiging van graslanden is de grauwe klauwier. Deze soort komt nog niet zo lang in Nederland voor, maar houdt van graslanden met af en toe een struik of struweelrand. Vanaf deze plekken kan de soort goed jagen.

Andere soorten die sterk toenemen zijn gevleugeld hertshooi, moeraskartelblad, sterzegge en de krakeend. Dit zijn allemaal soorten die houden van de vochtige omstandigheden.

Het madeliefje en kattendoorn nemen juist af door de verruiging.

Voor de scholekster en de patrijs geldt in Brabant geen uitzondering op de landelijke achteruitgang. Ook in Brabant gaan beide soorten nog hard achteruit.

Grasland met grutto
Grasland met grutto

De moerassen

De kwaliteit van de moerassen wordt bepaald aan de hand van broedvogels en de vaatplanten. Een overzicht van de meetpunten voor de broedvogels en de vaatplanten is te zien op het eerste tabblad.

Grote moerasgebieden kwamen in Brabant in de jaren 90 nauwelijks meer voor. Doordat we in de afgelopen decennia nieuwe natuur- en waterbergingsgebieden hebben ontwikkeld, is er een behoorlijke moerasoppervlakte bijgekomen. Om de natuurwaarde van moerassen te bepalen, hebben we alleen de populatieontwikkeling van voor moerassen kenmerkende planten en broedvogels geanalyseerd. Er zijn in Brabant geen dagvlinders die specifiek aan moerassen gebonden zijn.

Juist in de laatste ronde zijn ook de planten enorm achteruit gegaan. Voor de broedvogels geldt dat deze al achteruit gingen. Een aantal broedvogelsoorten zijn afgenomen door een ruimtelijke verandering bij de monitoringsplots. In de jaren negentig zijn een aantal moerasgebieden aangelegd als nieuwe natuur met een nevenfunctie voor waterberging. Deze gebieden groeiden in de loop der jaren dicht, waardoor soorten van open water (fuut, kruifeend en slobeend) en slibranden (scholekster en tureluur) na een aanvankelijk toename weer afnamen. De echte rietvogels (blauwborst, bosrietzanger, kleine karekiet, rietzanger, snor, cetti’s zanger en sprinkhaanzanger) zijn stabiel of namen licht toe. De index voor moerassen is daarmee onder het niveau van 1995-1996 gekomen.

Moeras
Moeras

Vanaf het derde tabblad staan de indexen per individuele soort weergegeven. Hierbij kunt u selecteren op trend en op soortgroep.

Een sterke uitschieter is moeraskartelblad. Deze soort komt bijna 20 (!) keer meer voor dan in 1995. Dit komt waarschijnlijk doordat de soort makkelijk wordt uitgezaaid door maaimachines.

Draadzegge en waterlepeltje gaan ook sterk vooruit en profiteren waarschijnlijk van de natuurontwikkeling.

De scholekster gaat, net als binnen de graslanden, achteruit. In dit geval door de verruiging van de moerassen.

Moeraskartelblad tussen lidrus
Moeraskartelblad tussen lidrus

Achtergrondinformatie - ecologische verbindingszones

Ecologische verbindingszones verbinden natuurgebieden die los van elkaar liggen. Individuen van kleine geïsoleerde populaties (die van elkaar gescheiden zijn door wegen, woonwijken etc.) kunnen elkaar dan weer bereiken. Dat voorkomt inteelt en op die manier blijft de soort vitaal. Faunapassages bij wegen kunnen onderdeel zijn van een ecologische verbindingszone.

Met een faunapassage zoals deze buis onder de N279 kunnen dassen veilig oversteken
Met een faunapassage zoals deze buis onder de N279 kunnen dassen veilig oversteken

Klik hier om terug te gaan naar het verhaal ‘Wat is het Natuur Netwerk Brabant’.

Totaalbeeld

Sommige soorten vallen op doordat de voor- of achteruitgang tussen natuurtypen verschilt. In het tabblad rechts kunt u een soort selecteren om te zien hoe de soort zich in de verschillende natuurtypen ontwikkeld.

Veel soorten zijn gebonden aan specifieke natuurtypen. Vandaar dat voor die soorten niet in elk natuurtype een index wordt berekend.